1 |
Op de eerste dag van de maand, in het elfde jaar na koning Jojakins gevangenneming, kreeg ik een boodschap van de HERE. |
2 |
"Mensenzoon, Tyrus was blij om de val van Jeruzalem en riep: 'Ha! De stad die de winstgevende noord-zuid handelsroutes langs de kust en langs de Jordaan beheerste, is gevallen. Nu kan ik mijn gang gaan! Zij is verwoest en nu kan ik haar winsten overnemen!' |
3 |
Daarom zegt de Oppermachtige HERE: Pas maar op, Tyrus. Ik heb Mij tegen u gekeerd en zal zorgen dat de volken als de golven van de zee op u inbeuken. |
4 |
Zij zullen de muren van Tyrus verwoesten en haar torens omverhalen. Ik zal haar puin wegschrapen en haar tot een kale rots maken! |
5 |
Het zal een onbewoond eiland worden, midden in de zee, een plaats waar vissers hun netten te drogen hangen, want Ik heb het gezegd, stelt de Oppermachtige HERE. Tyrus zal de prooi van vele naties worden |
6 |
en haar dochtersteden op het vasteland zullen met het zwaard worden verwoest. Dan zal zij weten dat Ik de HERE ben. |
7 |
Want de Oppermachtige HERE zegt: Ik zal Nebukadnezar, de grote koning van Babel, tegen Tyrus laten optrekken met een groot leger, ruiters en strijdwagens. |
8 |
Eerst zal hij uw dochtersteden verwoesten en daarna zal hij uw stad op het vasteland aanvallen door een belegeringswal en een dak van schilden op te zetten. |
9 |
Hij zal met stormrammen tegen uw muren beuken en met voorhamers uw torens afbreken. |
10 |
De hoeven van zijn paarden zullen de stad in stofwolken hullen en de muren zullen beven als de paarden door uw verwoeste poorten galopperen, met strijdwagens achter hen aan. |
11 |
De ruiters zullen door de straten van de stad stormen en uw inwoners afslachten. Uw beroemde, hoge pilaren zullen wankelen en neerstorten. |
12 |
Zij zullen uw rijkdommen en uw koopwaar plunderen en uw muren met de grond gelijkmaken. Zij zullen uw mooie huizen verwoesten en uw stenen, balken en puin in zee storten. |
13 |
Ik zal een einde maken aan uw muziek en liederen. De klank van de harpen zal nooit meer in uw midden worden gehoord. |
14 |
Ik zal van uw eiland een kale rots maken, (A) een plaats waar vissers hun netten drogen. En nooit zult u weer worden opgebouwd, want Ik, de HERE, heb het gezegd. |
15 |
Het hele kustgebied zal beven door uw val; de gewonden zullen schreeuwen terwijl de slachtpartij doorgaat. |
16 |
Alle heersers van de grote havensteden zullen dan van hun tronen naar beneden komen, hun prachtige kleren en versierselen opzijleggen en bevend van angst, door wat zij hebben zien gebeuren, op de grond gaan zitten. |
17 |
Zij zullen om u treuren en dit klaaglied zingen: 'O machtige stad op het eiland, die de zee terroriseerde met uw vloot, iedereen in uw gebied had angst voor u! |
18 |
De eilanden beven door uw val! Verbijsterd kijken zij toe.' |
19 |
Want de Oppermachtige HERE zegt: Ik zal Tyrus met de grond gelijkmaken. Vreselijke golven zullen over u heenslaan. De zee zal u opslokken. |
20 |
Ik zal u in het graf laten afdalen, waar u naast mensen uit een ver verleden zult liggen. Uw stad zal erbij liggen als een oude ruïne. Een dode stad, net als zij in de onderwereld, die al lang geleden het dodenrijk betraden. U zult nooit meer worden bewoond, noch schoonheid vertonen in het land van de levenden. |
21 |
Ik zal u tot een verschrikkelijk einde brengen, u zult worden gezocht, maar niemand zal u ooit kunnen terugvinden, zegt de Oppermachtige HERE."
|
Malagasy Bible 1865 |
Public Domain: 1865 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Ezekiela 26:1 |
Ezekiela 26:2 |
Ezekiela 26:3 |
Ezekiela 26:4 |
Ezekiela 26:5 |
Ezekiela 26:6 |
Ezekiela 26:7 |
Ezekiela 26:8 |
Ezekiela 26:9 |
Ezekiela 26:10 |
Ezekiela 26:11 |
Ezekiela 26:12 |
Ezekiela 26:13 |
Ezekiela 26:14 |
Ezekiela 26:15 |
Ezekiela 26:16 |
Ezekiela 26:17 |
Ezekiela 26:18 |
Ezekiela 26:19 |
Ezekiela 26:20 |
Ezekiela 26:21 |
|
|
|
|
|
|
Ezekiela 1 / Eze 1 |
Ezekiela 2 / Eze 2 |
Ezekiela 3 / Eze 3 |
Ezekiela 4 / Eze 4 |
Ezekiela 5 / Eze 5 |
Ezekiela 6 / Eze 6 |
Ezekiela 7 / Eze 7 |
Ezekiela 8 / Eze 8 |
Ezekiela 9 / Eze 9 |
Ezekiela 10 / Eze 10 |
Ezekiela 11 / Eze 11 |
Ezekiela 12 / Eze 12 |
Ezekiela 13 / Eze 13 |
Ezekiela 14 / Eze 14 |
Ezekiela 15 / Eze 15 |
Ezekiela 16 / Eze 16 |
Ezekiela 17 / Eze 17 |
Ezekiela 18 / Eze 18 |
Ezekiela 19 / Eze 19 |
Ezekiela 20 / Eze 20 |
Ezekiela 21 / Eze 21 |
Ezekiela 22 / Eze 22 |
Ezekiela 23 / Eze 23 |
Ezekiela 24 / Eze 24 |
Ezekiela 25 / Eze 25 |
Ezekiela 26 / Eze 26 |
Ezekiela 27 / Eze 27 |
Ezekiela 28 / Eze 28 |
Ezekiela 29 / Eze 29 |
Ezekiela 30 / Eze 30 |
Ezekiela 31 / Eze 31 |
Ezekiela 32 / Eze 32 |
Ezekiela 33 / Eze 33 |
Ezekiela 34 / Eze 34 |
Ezekiela 35 / Eze 35 |
Ezekiela 36 / Eze 36 |
Ezekiela 37 / Eze 37 |
Ezekiela 38 / Eze 38 |
Ezekiela 39 / Eze 39 |
Ezekiela 40 / Eze 40 |
Ezekiela 41 / Eze 41 |
Ezekiela 42 / Eze 42 |
Ezekiela 43 / Eze 43 |
Ezekiela 44 / Eze 44 |
Ezekiela 45 / Eze 45 |
Ezekiela 46 / Eze 46 |
Ezekiela 47 / Eze 47 |
Ezekiela 48 / Eze 48 |