|
|
|
|
Oude Testament
|
|
Nieuwe Testament
|
|
|
|
Nederlandse Bijbel 2007
|
|
|
|
1 |
Goddelozen vluchten, ook als ze niet worden achtervolgd; maar iedere rechtvaardige heeft de moed van een jonge leeuw. |
2 |
Als de inwoners van een land veel zondigen, volgen de koningen elkaar in snel tempo op; maar verstandige en wijze onderdanen maken lange regeerperioden mogelijk. |
3 |
Een arme man, die andere armen onderdrukt, lijkt op een verwoestende slagregen, die alle gewassen op het veld neerslaat. |
4 |
Wie de wet de rug toekeren, hebben bewondering voor de goddelozen; maar wie naar de wet leven, binden de strijd tegen hen aan. |
5 |
Boosdoeners begrijpen niet wat de HERE van hen verwacht, maar zij die naar de HERE luisteren, beseffen dat maar al te goed. |
6 |
Een arme, die oprecht en eerlijk leeft, is beter dan een zondaar, ook al is die rijk. |
7 |
Wie leeft naar de wet, is een verstandige zoon; maar wie het gezelschap van wetsovertreders zoekt, bezorgt zijn ouders schande en verdriet. |
8 |
Wie zijn rijkdom verzamelt door woekerrente en te hoge prijzen, doet al dat werk (zonder dat hij dat beseft) voor degene, die zich over de armen ontfermt. |
9 |
Wie weigert naar de wet te luisteren, moet weten dat God zijn gebed verafschuwt. |
10 |
Wie oprechten ompraat en op het verkeerde pad brengt, stort zelf in de kuil die hij voor hen groef; wie God volgen, zullen echter gelukkig worden. |
11 |
Een rijk man doet wat hem goeddunkt; maar de arme, die verstandiger is dan hij, kijkt dwars door zijn rijkdom en weelde heen. |
12 |
Wanneer het de rechtvaardigen goed gaat, gaat het het hele land goed; maar bij de opkomst van de goddelozen verbergen de mensen zich uit angst. |
13 |
Wie niet voor zijn zonden uitkomt, kent geen voorspoed; maar wie ze belijdt en zijn leven betert, kan rekenen op liefde en genade. |
14 |
Gelukkig is hij die ontzag heeft voor de HERE; maar wie opstandig blijft, wordt in het verderf gestort. |
15 |
Een goddeloze leider van een arm volk gaat tekeer als een brullende leeuw en een grommende beer. |
16 |
Een onverstandige koning bezorgt zijn onderdanen veel onderdrukking; maar wie niet alles opoffert aan geldelijk gewin, wordt oud. |
17 |
Een moordenaar die door een wreker wordt vervolgd, vlucht zijn ondergang tegemoet. Laat niemand het voor hem opnemen! |
18 |
Wie oprecht leeft, wordt gered; maar wie van twee walletjes wil eten, zal ten val komen. |
19 |
Wie zijn land bebouwt, krijgt genoeg te eten, maar wie met leeglopers optrekt, staat armoede te wachten. |
20 |
Een oprecht man zal volop worden gezegend; maar wie ten koste van alles rijk wil worden, zal zijn straf niet ontlopen. |
21 |
Vooroordeel bij de rechtspraak is niet goed; als dat gebeurt, zullen de mensen elkaar om een stuk brood vermoorden. |
22 |
Wie nietsontziend rijkdom najaagt, wordt een gierig en kwaadaardig mens; hij weet het nog niet, maar armoede staat hem te wachten. |
23 |
Wie wordt berispt, zal merken dat hem dat goed doet, en dat het beter is dan wanneer hij naar de mond wordt gepraat. |
24 |
Wie zijn ouders berooft en zegt: "Daar is niets verkeerds aan", is slecht en staat gelijk aan een misdadiger. |
25 |
Een onbescheiden mens is een aanstichter van ruzie; maar wie op de HERE vertrouwt, gaat het goed. |
26 |
Wie op eigen oordeel vertrouwt, is een dwaas; maar wie op Gods wijsheid bouwt, ontkomt aan de straf. |
27 |
Wie een arme geeft, zal zelf geen gebrek lijden; maar wie de nood van de armen niet wil zien, zal veelvuldig worden vervloekt. |
28 |
Wanneer de goddelozen aan de macht komen, verbergen de mensen zich uit angst; maar wanneer die goddelozen omkomen, gaat het de rechtvaardigen weer goed. |
Dutch Bible 2007 |
Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.® |